juni 28

0 comments

Nieuw politiek systeem (2): Het sociaal contract

By Peter Hovens

juni 28, 2021


Ik had het vorige week over het fundament van een politiek systeem, namelijk dat dit ‘volkssoevereiniteit’ is. Hoe verhoudt dat fundament zich tot het bouwwerk dat we erop gaan plaatsen? Welke relatie bestaat er tussen het volk en het politieke systeem?

Om dit te duiden kijk ik eerst naar de betekenis van het begrip ‘volkssoevereiniteit’. Het woord bestaat uit twee delen: ‘volk’ en ‘soevereiniteit’. Het laatste slaat op ‘het hoogste gezag’ en het eerste op ‘het volk, de burgers’. Volkssoevereiniteit betekent met andere woorden dat het hoogste gezag bij het volk berust.

Ik denk dat er weinigen zijn die het daar niet mee eens zijn, maar dat is niet altijd zo geweest. Wanneer ik een aantal politiek filosofen op een rijtje zet, dan krijgen we het volgende historisch beeld.

Ik begin bij de Fransman Jean Bodin (1530 – 1596). In de Middeleeuwen werd God gezien als hoogste gezagsdrager. In de overgang naar de moderne tijd was Jean Bodin de eerste die betekenis gaf aan het begrip ‘soevereiniteit’. Hij verbond er drie voorwaarden aan: eeuwig, absoluut en ondeelbaar. In zijn ogen kon de soevereiniteit – het hoogste gezag – alleen maar samenvallen met de Franse vorst; deze was wetgever en rechter tegelijkertijd. Wel was deze vorst verantwoording schuldig aan God. Bodin liet met andere woorden het Goddelijk gezag toch in stand.

Bij Thomas Hobbes (1588 – 1679) zien we eveneens dat het hoogste gezag bij de vorst ligt. Maar het is geen afgeleid gezag van God, maar een overdracht van rechten van burgers aan een absoluut vorst. Hobbes vroeg zich af op welke manier de burgeroorlogen, waarmee Engeland in die tijd volop mee te maken had, een halt konden worden toegeroepen. In zijn ogen was er maar een mogelijkheid, namelijk het met absolute macht bekleden van de vorst.

In vergelijking met Bodin zien we dat er enerzijds geen God aan te pas komt en dat anderzijds wel burgers in beeld komen, die via een sociaal contract afstand doen van hun rechten en die overdragen aan de vorst. Hobbes kunnen we daarom beschouwen als een contractdenker.

John Locke (1632 – 1704) ging een stap verder door te stellen dat de vorst geen absolute macht toekomt, in die zin dat het volk de vorst kan afzetten, wanneer deze niet handelt in overeenstemming met de wens van het volk. Daarmee legde hij de soevereiniteit niet bij de vorst, maar bij de burgers: volkssoevereiniteit. Burgers waren in zijn optiek de edelen en de gegoede burgerij. Locke vond de individuele vrijheid van burgers van het hoogste belang. De overdracht van vrijheidsrechten aan de vorst was functioneel, namelijk om de vorst in positie te brengen om de individuele rechten van burgers te beschermen en om oorlog te voorkomen.

Jean-Jacques Rousseau (1712 – 1778) is de laatste in dit rijtje. Naast het vrijheidsbeginsel vond hij ook het gelijkheidsbeginsel belangrijk. In tegenstelling tot Locke vond Rousseau dat het ging om alle burgers. Deze vormen de verenigde gemeenschap, die de Algemene Wil verwoordt.

Deze Algemene Wil kan niet worden vervreemd, niet worden overgedragen. Wel kan de macht worden overgedragen om uitvoering te geven aan de Algemene Wil. In de ogen van Rousseau wordt die macht niet bekleed door een vorst; het is geen mens, maar een gedachte, een abstract concept. 

Ik citeer (bron: Rousseau, Jean-Jacques, Het maatschappelijk verdrag, of Beginselen der staatsinrichting, Amsterdam/Meppel, 1995):

‘Ik stel dus dat de soevereiniteit, daar zij slechts de uitoefening van de algemene wil is, nooit kan worden vervreemd, en dat de soeverein, die niets anders is dan een collectief wezen, slechts door zichzelf kan worden vertegenwoordigd. Wel kan de macht worden overgedragen, maar niet de wil.’

Daarnaast is Rousseau van mening dat soevereiniteit ondeelbaar is:

‘Want de wil is algemeen of hij is niet; hij is van het volk als geheel of slechts van een deel. In het eerste geval is deze wilsverklaring een daad van soevereiniteit met kracht van wet. In het tweede is het slechts een afzonderlijke wil, of een overheidsdaad, het is hoogstens een beschikking.

Met andere woorden, de uiting van de Algemene Wil van het volk is een daad van soevereiniteit die zijn beslag krijgt door het vaststellen van de Grondwet. En dus moet deze wet volgens mij beginnen met de woorden waar ik ook vorige week mee eindigde: ‘Wij, de Burgers’.

Ik hoor graag wanneer je hier anders tegen aankijkt.

Peter Hovens
Coöperatie SamenWereld

Peter Hovens

About the author

Peter is bestuurskundige en werkt als consultant voor de (semi-)overheid. Peter is gespecialiseerd in het leiden van veranderingsprocessen, waarbij het grondvlak van de samenleving steeds het vertrekpunt is.

{"email":"Email address invalid","url":"Website address invalid","required":"Required field missing"}

You might also like

Ontvang de nieuwe  blogs via e-mail