Ik heb je vorige week gevraagd om eens na te denken over de vraag hoe we een rechtvaardig politiek stelsel kunnen creëren. Ik heb daartoe Een theorie van rechtvaardigheid van John Rawls geïntroduceerd.
Rawls adviseert om vanuit de originele positie (achter de sluier van onwetendheid) naar het vraagstuk te kijken en daarbij uit te gaan van een persoon die zich in de meest onvoordelige situatie bevindt.
Ik heb daar diverse reacties op gekregen, die de strekking hadden dat het aan individuele politici en bestuurders ligt of er rechtvaardig wordt gehandeld. Dat is een belangrijke notie, die in een van de volgende berichten beslist aandacht gaat krijgen.
Maar als ik teruggrijp op de uitwerking van Rawls zelf, dan is het eerste principe dat hij formuleert dat elke burger in gelijke mate een beroep kan doen op vrijheden om gebruik te kunnen maken van politieke rechten.
Wie je ook bent, wat je ook kunt, wat je ook gelooft, elke burger moet als gelijkwaardig worden gezien.
Dat betekent overigens niet dat elke burger gelijk is, want externe omstandigheden bepalen je kansen, zoals natuurlijke begaafdheden, de sociale klasse waarin je opgroeit, of simpelweg het geluk of de pech die je in je levensloop treft.
Het politiek stelsel moet dusdanig zijn ingericht dat de gelijkheidsverschillen tussen burgers zoveel mogelijk worden gecompenseerd.
In het politieke debat gaat het er niet om dat wordt onderhandeld om zoveel mogelijk eigenbelang binnen te harken, maar dat vooral de minstbedeelden er voordeel van ondervinden. Dit betekent overigens niet dat dit voor beterbedeelden tot nadeel leidt.
Volgens Rawls bereik je zoiets alleen maar via een deliberatieve democratie, waarbij op basis van een open debat – of liever dialoog – de beste argumenten de doorslag geven. Is daarmee democratie het wenselijke stelsel?
Het uitgangspunt is in ieder geval dat van gelijkwaardigheid van burgers; dat lijkt me een noodzakelijke voorwaarde om te komen tot een rechtvaardig politiek stelsel. Dit betekent geredeneerd vanuit de originele positie ‘Ik wil evenveel vrijheden en rechten als anderen; ik hoef niet meer, maar wil ook niet minder’.
De vraag is op welke manier burgers hun vrijheden willen gebruiken in het publieke domein. Ze zouden bijvoorbeeld kunnen beslissen dat zij hun vrijheden voor een deel overdragen aan een soevereine vorst (zoals bij Thomas Hobbes) – of zo je wilt aan een dictator – die ervoor zou kunnen zorgen dat de minstbedeelden worden gecompenseerd. Je ziet in andere landen, dat ‘democratisch gekozen’ dictators door het volk op handen worden gedragen. Is dat per se verkeerd?
Aan de andere kant kun je zeggen dat de vrijheden van burgers maximaal tot hun recht komen wanneer er zo weinig mogelijk beperkingen zijn. Dan ligt een anarchistisch stelsel voor de hand. Dat is dan weer het andere uiterste.
Ik vind het moeilijk en ga er verder over nadenken. Jouw denkkracht kan ik daar wel bij gebruiken. Ik hoor graag van je.
Peter Hovens
Coöperatie SamenWereld.