januari 8

0 comments

Spelregel 1: eigen verantwoordelijkheid eerst

By Peter Hovens

januari 8, 2020


Dit is de eerste spelregel die ik je wil presenteren. Een spelregel uit de categorie: ‘hoe mensen met elkaar omgaan’. De spelregel luidt als volgt:

Gemeenschappen organiseren zich door middel van (coöperatieve) samenwerkingsverbanden, hebben verantwoordelijkheden ten behoeve van de inrichting van de eigen leefgemeenschap en krijgen daartoe passende bevoegdheden en middelen.

Dit lijkt een heel eenvoudige spelregel, haast een open deur. Toch is dat niet zo. Het is een fundamentele spelregel en hij wordt voor zover ik heb kunnen nagaan nog niet toegepast. Ik heb hiertoe contact gehad met een aantal externe partijen om te kijken of er een programma bestaat om gemeenschappen te helpen zich te organiseren rondom het thema ‘leefgemeenschap’. Dit schijnt niet te bestaan. Geen probleem, dan ontwikkel ik zelf een programma.

Ik kom tot deze spelregel op basis van de volgende gedachtelijn, je raadt het al, namelijk gebaseerd op het begrip ‘volkssoevereiniteit’.

Wanneer het hoogste gezag bij het volk berust, dan heeft dat volk ook de plicht om de macht, die daar onlosmakelijk aan is gekoppeld, in te zetten voor zijn eigen welzijn. Om dit verder duidelijk te maken roep ik de hulp in van Johannes Althusius.

Althusius was een Duitse Calvinistische rechtsgeleerde die leefde van 1557 – 1638. Hij was van mening dat de soevereiniteit aan God toekwam, maar dat Hij dat gezag overdroeg aan het volk en dus niet aan een koning of een regering. Dat was in tijd een bijzonder standpunt.

In de ogen van Althusius is de mens een gemeenschapswezen; in een samenleving is iedereen op iedereen aangewezen. Een gemeenschap kent een aantal basiselementen, zoals familie, straat, wijk, gemeente, maar ook verenigingen. Ze leveren alle toegevoegde waarde voor het geheel. En elke burger neemt actief deel aan de gemeenschap.

Althusius ziet de samenleving als een organisme dat is opgebouwd uit meerdere lagen van basiselementen, van laag tot hoog, die met elkaar samenwerken. En – dan kom het – de lagere laag is superieur aan de hogere laag. Eigenlijk is dat logisch: immers bij het volk – als grondvlak van de samenleving – berust het hoogste gezag, de soevereiniteit.

Dat organisme ontwikkelt zich stapsgewijs, waarbij de gemeenschap:

  1. zijn eigen zaakjes regelt (door Calvinisten vandaag de dag nog steeds betiteld als ‘soevereiniteit in eigen huis’).
  2. De volgende stap is dat samenwerking met andere elementen op een hoger niveau wordt georganiseerd en waarbij de macht wordt gedelegeerd aan het hogere niveau via vertegenwoordigers van het eigen niveau. Deze vertegenwoordigers worden aangewezen. Er vinden geen verkiezingen plaats door het volk.
  3. Vervolgens kunnen stappen worden gezet naar nog een hoger niveau, et cetera.
  4. Vertegenwoordigers worden uit de groepen vertegenwoordigers van het lagere niveau aangewezen. Daarmee ontstaat een keten, waardoor het contact met de basis intact blijft.
  5. Vanaf het niveau van de samenleving betreden we het publiek domein en komen we in de wereld van de politiek.

Via onderstaande afbeelding breng ik het in beeld. In mijn boek leg ik dat wat verder uit.

Afbeelding met tekst, kaart
Automatisch gegenereerde beschrijving

Misschien herken je in een dergelijke opbouw het federale denken. De onderste laag dopt zijn eigen boontjes op basis van soevereiniteit en voor vraagstukken die zich op een hoger niveau afspelen wordt de macht op een hoger autonoom niveau gelegd. De uitvoering van die macht wordt door de lagere laag gerespecteerd. Andersom geldt dat de hogere laag zich niet bemoeit met de verantwoordelijkheden van de lagere laag. Althusius wordt dan ook wel beschouwd als de grondlegger van het federalisme.

Kijken we naar de wijze waarop de Nederlandse staat is ingericht dan zien we juist het omgekeerde. De politieke macht ligt centraal op rijksniveau en vervolgens worden enkele bevoegdheden gedecentraliseerd naar provincies, gemeenten en waterschappen. In veel gevallen zijn deze bestuurslagen uitvoeringsorganisaties van het rijk met betrekkelijk geringe beleidsvrijheid. Dus precies het omgekeerde van wat Althusius bepleit.

Ik heb al eerder gemeld dat ik strikt wil vasthouden aan het begrip ‘volkssoevereiniteit’. Dat betekent dat ik de filosofie van Althusius volg. De eerste stap is dan dat de gemeenschap zijn eigen zaakjes regelt. Het beschikken over het hoogste gezag is namelijk niet onverplichtend.

Eerst als gemeenschap eigen verantwoordelijkheid nemen en pas daarna – als dat niet anders kan – verantwoordelijkheden en bevoegdheden naar boven toe delegeren, uiteindelijk naar de overheid. De lijn kun je binnen de overheid doortrekken, maar dat parkeer ik nu voor later.

Laat ik met het volgende voorbeeld een en ander duidelijk maken. Ik las onlangs in de krant het verhaal van een burger die zich ergerde aan het zwerfafval in zijn buurt. Hij besloot om zelf, gewapend met een prikker, een grijper en een vuilniszak, door de buurt te struinen om de straten in zijn omgeving schoon te maken.

Als snel vond de initiatiefnemer medestanders die samen met hem op pad gingen. Dit is een mooi voorbeeld van het nemen van eigen verantwoordelijkheid.

Maar nu komt het. Er zijn ook mensen die het maar een belachelijke zaak vinden dat een burger zoiets onderneemt. Zij vinden dat de gemeente het zwerfafval moeten opruimen.

De reactie van de initiatiefnemer hierop luidde als volgt: ‘Het is zeker een zaak van de gemeente, maar het gebeurt niet meer. Daar kun je van alles van vinden, maar de rommel wordt er niet door opgeruimd’.

Kijk, daar ben ik het dus niet mee eens. Het ophalen van zwerfafval kan prima worden georganiseerd door de gemeenschap zelf en daarmee is het wat mij betreft geen gemeentelijke taak.

In deze casus heb je drie posities:

  1. de gemeente is verantwoordelijk en moet de boel opruimen;
  2. de gemeente is verantwoordelijk, terwijl burgers de rommel opruimen;
  3. de gemeenschap is verantwoordelijk en ruimt het zwerfafval op.

Ik kies dus voor optie drie. Ik heb daarbij de stille hoop dat als neveneffect het laten slingeren van afval zal afnemen.

De keuze voor deze optie betekent trouwens ook dat de gemeente zich daar verder niet meer mee moet bemoeien. Tsja, ik voel nu al dat er mensen zijn, die zich hier heel ongemakkelijk bij voelen.

Stel je voor dat de gemeenschap zijn verantwoordelijkheid niet neemt, wat dan? Ik ben daar niet bang voor. De gemeenschap neemt zijn verantwoordelijkheid wel, omdat er geen gemeente is die dit overneemt. Dat is dus heel anders dan de situatie van nu: ‘we doen niets, want uiteindelijk ruimt de gemeente het wel op’.

De door mij geschetste situatie ontstaat niet vanzelf, daar is wel wat voor nodig:

  1. gemeenschappen moet zich dusdanig organiseren dat ze die verantwoordelijk ook kunnen dragen;
  2. gemeenten moeten durven loslaten;
  3. gemeenschappen beschikken over de verantwoordelijkheden, bevoegdheden en de middelen.

In mijn boek SamenWereld werk ik dit verder uit.

Tot zover spelregel 1 van de 17.

Wil je hierop reageren? Ga zeker je gang en laat een bericht hieronder achter.

—————

Wil je de spelregels rechtstreeks in je mailbox ontvangen? Je kunt je hiervoor online aanmelden.

Volgende week stuur ik de tweede spelregel, die gaat over welke mensen vooral niet aan verkiezingen mogen deelnemen.

Peter Hovens
Coöperatie SamenWereld

Peter Hovens

About the author

Peter is bestuurskundige en werkt als consultant voor de (semi-)overheid. Peter is gespecialiseerd in het leiden van veranderingsprocessen, waarbij het grondvlak van de samenleving steeds het vertrekpunt is.

{"email":"Email address invalid","url":"Website address invalid","required":"Required field missing"}

You might also like

Ontvang de nieuwe  blogs via e-mail